donderdag 16 januari 2014

Hebban olla vogala als app

Een scherm van de Vogala-app
Deze maand verscheen een iPad-app met enkele van de alleroudste teksten, die in het Nederlands bewaard zijn gebleven.


Zoals veel talen wordt het Nederlands onderverdeeld in drie tijdvakken: Oudnederlands, Middelnederlands en Nieuwnederlands. Het Oudnederlands werd tussen 500 en 1150 gesproken in Nederland en Vlaanderen (plus een stukje Noordwest-Frankrijk en een strookje Rijnland ten oosten van Limburg, maar zonder Friesland en Groningen, waar Fries de taal was). Geschreven werd het ook, maar meestal als losse woordjes, zoals glossen, in Latijnse teksten.

Het is niet zo dat de mensen in het jaar 1150 overschakelden naar een nieuwere taal, zoals wij in 1996 met z'n alle pannenkoek gingen schrijven in plaats van pannekoek. De middeleeuwse overgang ging heel geleidelijk. Er was ook geen standaardtaal, alleen een conglomeraat van verwante dialecten. De overgang van oud- naar middel- en tenslotte nieuw Nederlands wordt onder meer gezien in het afzwakken van volle klinkers in de richting van een sjwa, de klank in de. Dit wordt klinkerreductie genoemd. Bijvoorbeeld:
      oud           middel        modern

    vogala     vogele     vogels

    brecan     breken    breken

Het Oudnederlands wordt beschreven in het Oudnederlands Woordenboek, dat 4.500 trefwoorden telt. Het is online te raadplegen: http://gtb.inl.nl/. Ter vergelijking: het WNT telt 400.000 trefwoorden.

Romeinen als Tacitus schreven Latijn, maar soms moet hij Nederlands gebruiken, bijvoorbeeld als hij schrijft dat het Romeinse leger in het jaar 107 apud Wadam een riviertje (de Linge) oversteekt bij Wadam, het tegenwoordige Wadenoijen bij Tiel. Dat dorpje had geen Romeinse naam, alleen een Nederlandse. Daarin is het woord wad te herkennen, doorwaadbare plaats. Het is het oudste Nederlandse woord dat is overgeleverd.

Ook de monniken, die enkele eeuwen na Tacitus de pen, beter gezegd de ganzenveer, ter hand namen, schreven Latijn. En ook zij moesten voor plaatsnamen, grondsoorten of traditionele spreuken soms uitwijken naar de volkstaal. In de (Latijnse) Salische Wet (begin 6e eeuw, maar nog van toepassing in sommige koninklijke families waar vrouwen de titel niet kunnen erven) komt het eerste Nederlandse zinnetje voor: Maltho,thi afriolito – de formule voor de vrijlating van een lijfeigene: Ik verklaar voor het gerecht: Ik laat je vrij, onvrije! Een laatste voorbeeld, ook uit de Lex Salica: rosridio, het rijden op een gestolen paard, vergelijk joyrijden.

In 1932 bekeek een Engelse germanist de laatste bladzij van een Oudengels prekenhandschrift uit de abdij van Rochester in Kent. Daar stonden geen preken, maar – heel gebruikelijk – losse zinnetjes om een nieuwe ganzenveer te proberen. Prof. Frits van Oostrom vergelijkt het met een kladblok in een vulpenwinkel. Een West-Vlaamse kopiist schreef hier in de 11e eeuw: Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hi(c) (a)nda thu uuat unbidan uue nu. Alle vogels zijn nesten begonnen, behalve ik en jij. Waar wachten wij nu op? Een verliefde monnik. Of wellicht gewoon een populair deuntje destijds. (De oude tekst leest iets makkelijker als je bedenkt dat toentertijd een 'v' hetzelfde werd geschreven als een 'u', terwijl de moderne 'w' als 'uu' werd geschreven.)

De vraag of dit het oudste Nederlandse zinnetje is, is niet aan de orde. Er zijn beslist oudere teksten, al zijn die veel minder literair. Wijlen Gerrit Komrij schreef: Wij hebben het een beetje getroffen met dat eerste zinnetje uit de Nederlandse literatuur. […] Het had ook een ander zinnetje kunnen zijn, zomaar een notitie – 'Molenaar, twee zakken meel graag'.

De vraag is nog wel, of dit Nederlands is. Het kan ook West-Vlaams zijn met een Kents accent, of, een beetje onbeholpen, Kents uit de mond van een Vlaming. Bedenk wel, dat de diverse Germaanse talen en dialecten in het jaar duizend-zoveel veel minder uit elkaar waren gegroeid dan nu.

Wat hebben deze vogels met computers te maken? De schakel is prof. Van Oostrom. Die bedacht een app voor de iPad, waarop enkele oude teksten driedubbel vertoond worden: als geluidsfragment, zoals het indertijd – misschien – geklonken heeft, als middeleeuwse tekst en in moderne vertaling. Olla vogala valt een beetje buiten de boot omdat deze tekst nu juist bedoeld was als geschreven tekst, namelijk om de nieuw gesneden pen te proberen. De andere teksten in deze app – zoals Van den vos Reynaerde – zijn echter vooral bedoeld om voorgedragen te worden. De gemiddelde middeleeuwse troubadour was analfabeet en bovendien straatarm. Literatuur werd mondeling doorgegeven, boeken – handschriften – waren voor de rijke elite, als die al het lezen machtig was. Niet voor niets noemt Van Oostrom het vroegste deel van zijn literatuurgeschiedenis Stemmen op schrift.

Hoe het Nederlands in de 12e en 13e eeuw werkelijk klonk, zal nooit meer achterhaald worden. Enige voorzichtigheid blijft geboden. Paleograaf Van der Gouw waarschuwde nadrukkelijk dat oude handschriften mogen worden getranscribeerd, maar het moet niet te gek worden: Pogingen om oud-nederlands te spreken behoren niet tot beoefening van de paleografie.

Niettemin, de Vogala-app van Van Oostrom smaakt naar meer en hij is ook geestdriftig ontvangen. Aan uitbreiding met meer teksten wordt gewerkt, en er komt ook een Vogala-versie voor android. Aan een webversie wordt ook gewerkt, te lanceren medio februari a.s.

Gratis te downloaden: https://itunes.apple.com/nl/app/vogala/id788511078

Deze uitweiding over de Vogala-app gaat meer over taal dan over computers. Daarom is hij meer op z'n plaats in dit blog dan op de senioreninloop van dinsdagmiddag 21 januari. Daar zal wel aandacht worden besteed aan deze app. Citaten van Van Oostrom (en Komrij) zijn ontleed aan Stemmen op schrift, uitgave Bert Bakker, Amsterdam, 2006.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten